Wed 15th May 2024

Door N.M. januari 2023

Er wordt wel gezegd dat het makkelijker is om mensen te verleiden dan om mensen ervan te overtuigen dat ze zijn verleid. Erkennen dat je bent verleid impliceert immers dat je om de tuin bent geleid, dat je in al je naïviteit en onnadenkendheid ontvankelijk was voor iets dat niet waar was en dat je dus misschien niet al te snugger was. De gevoelens van cognitieve dissonantie die dat met zich meebrengt, kunnen zo sterk zijn dat mensen geneigd en bereid zijn om de meest bijzondere gedachtekronkels te construeren om maar bij dezelfde opvattingen te blijven en niet af te wijken van eenmaal aangenomen standpunten. Liever nog dan het eigen ongelijk toe te geven en inderdaad te erkennen dat ze zijn verleid. (Leo Festinger illustreert dit in zijn befaamde werk “When Prophecy Fails”).

Het is fascinerend, maar vaak verontrustend en verbijsterd om te moeten constateren hoe sterk de kracht van ideologie is en om daar uitingsvormen van te zien. Ideologie is sterker dan gezond verstand en wetenschap.

De resolutie van hetgeen dat wordt waargenomen door de ideologische koker wordt steeds sterker en daarmee ook de overtuiging van het eigen gelijk. Bovendien hebben mensen in dezelfde vriendengroep, werkkring van collega’s of vereniging vaak dezelfde opvattingen; in die omgevingen die vaak een sterk subcultureel of zelfs sektarisch karakter hebben, heerst dezelfde ideologie. Juist binnen die sociale omgeving heerst een sterke moraal ten aanzien van het zich onderwerpen aan opvattingen en allerlei gedragsregels die samenhangen met ideologie; op straffe van uitsluiting. De angst daarvoor, het vermijden daarvan, is een van de sterkste drijfveren van de mens.

Het is enigszins vermakelijk om te zien wanneer iemand uit de groep per ongeluk een scheve schaats rijdt en iets heeft gedaan of heeft gezegd wat buiten de smalle marges van het toelaatbare valt. Veelal wordt je rücksichtslos van de kar gebonjourd (Omsk is een mooie stad, maar voor velen net iets te ver weg). Denk aan mediamaker Tim ten Beste die vervolgens op Radio 1 bij opperpriesteres van het Wokisme Natasja Gibbs publiekelijk al huilend boetedoening moest doen. Juist in mediaorganisaties is er veel onderlinge menselijke interactie en zijn de grenzen tussen vriendschap en werkrelatie troebel. Werknemers hebben nauwe en vaak intieme relaties waardoor er een hele (vaak onuitgesproken) strenge cultuur heerst die dicteert om er dezelfde opvattingen op na te houden.

Tijdens redactievergaderingen is er geen ruimte om in het door die cultuur gedicteerde discours een andere afslag te nemen; immers, op straffe van uitsluiting en of ontslag.

U kent zelf de voorbeelden, dus slechts ter illustratie: kijk hoe de sekteleden van mevrouw Gibbs zich over haar ontfermen na haar kritiek op Israël die zij verwoordde in het programma OP1, de klachten die binnenkomen en hoe selectief en verschillend er op wordt gereageerd door andere omroepen, de Ombudsvrouw, et cetera (immers, allemaal vertegenwoordigers van diezelfde cultuur). Een ander, wat ouder voorbeeld dat duidelijk maakt hoe smal de marges zijn en hoe makkelijk een tegengeluid kan worden gesmoord: ervaren omroepveteraan Fons de Poel vertrekt na decennia trouwe dienst bij het programma “Brandpunt” met in al die jaren nooit een onvertogen woord. Waarom? Hij noemen Jesse Klaver (een voorganger van Links) een snotneus. De boodschap voor alle sekteleden, nieuwkomers en oudgedienden is helder: als je afwijkt, you’re done. Wat is een heilstaat waard, wanneer iemand die afwijkt voor gek wordt verklaard?

Bovendien is kenmerkend dat reactie in geen verhouding staat tot de actie (voor zover die actie überhaupt moet worden veroordeeld). “Snotneus” versus ontslag. Of denkt u aan de onschuldige opmerkingen van Baudet versus de reactie van het Kabinet, dat vervolgens de Kamer verlaat.

Er kan veel meer over worden gezegd, maar dit verklaart waarom mensen die ideologisch geïndoctrineerd en als door een demon bezeten zijn, niet zijn te overtuigen van andere opvattingen die meer waarheidsgetrouw zijn en beter aansluiten bij de werkelijkheid.

Er wordt een zeker intellect toegedicht aan wetenschappers, mensen die een academische staat van dienst hebben. Ze hebben op de universiteit gestudeerd, zijn gepromoveerd, hanteren een intellectueel jargon. Maar dit alles staat los van de invloed, impact en ontvankelijkheid voor ideologie. Wijsheid en kennis zijn verschillende fenomenen die niet perse met elkaar verband houden. Wijsheid begint met zelfkennis en daarvoor noodzakelijk kritisch zelfonderzoek en pijnlijke zelfkritiek; precies hetgeen waar het de ideologisch geïndoctrineerde politici aan ontbreekt.

Ook hier kent u zelf de voorbeelden, maar er is wellicht geen beter voorbeeld van een wetenschapper die statistiek en feiten verdraaid en negeert, de werkelijkheid volkomen lijkt te negeren en totaal geen inlevend vermogen heeft met mensen in andere sociale contreien van de samenleving dan Leo Lucassen, Professor of Global Labour and Migration History aan de Universiteit van Amsterdam. Hij blijft tegen beter weten in de realiteit van de asielcrisis ontkennen, komt met ridicule interpretaties en herschrijft de geschiedenis; zoals blijkt uit zijn werk “Migratie als DNA van Amsterdam”, maar let u vooral op zijn retoriek in interviews en in zijn tweets. En zoals te verwachten en gebruikelijk in zijn intellectuele kringen: wanneer met feiten het tegendeel van zijn opvattingen is aangetoond, dan speelt hij de Godwin: de ander is nazi, fascist, rechts-extreem. Eenzelfde tendens die we in media, politiek, wetenschap en onderwijs zien.

Omkering van Cultuur en Ideologie: Geen Complot

Op basis van het voorgaande is het belangrijk om te benadrukken dat de omkering van cultuur niet het gevolg is van een complot. Het is niet zo dat ergens in achterkamertjes of verborgen echelons een stel kwaadaardige mensen met macht een plan hebben geconstrueerd dat stap voor stap gedurende een lange periode over de samenleving wordt uitgerold.

Het proces zoals dat is toegelicht (narratieven worden door instituties verteld, daarin zitten opvattingen, ideeën, meningen, normen, waarden, et cetera, mensen internaliseren die, waarop zij levensbeslissingen nemen en per individu verandert uiteindelijk het collectief van een samenleving) is het gevolg van een complex proces waarin meerdere culturele, psychologische en sociologische principes een rol spelen. Er is destijds aan linkse, communistische radicalen in de jaren ´60 gevraagd of zij op regelmatige basis contact hadden met Moskou (toen nog USSR), omdat zij immers dezelfde communistisch, socialistische doelstellingen hadden. Maar het antwoord was: nee, dat is niet nodig, want wij denken hetzelfde.

Inderdaad, dat vertegenwoordigers van instituties er dezelfde opvattingen op na houden, is het resultaat van het hebben van eenzelfde zelfbeeld, mensbeeld en wereldbeeld en vergelijkbare socialisatieprocessen. Versterkt door groepsdruk blijft een ideologie in stand en wordt overgedragen op nieuwkomers die erbij willen horen en hun plek nog hebben te veroveren.

Overigens is het wel zo dat de oorsprong van nieuwe ideeën, die uiteindelijk resulteren in een cultuuromslag die zich als een olievlek over het Westen heeft verspreid, wel degelijk te vinden zijn in boeken. Wanneer we kijken naar de vervanging van de Joods-christelijke ideologie in haar tegendeel van de Romantisch Marxistische, dan is dat in gang gezet door boeken die door miljoenen mensen zijn gelezen en op universiteiten zijn voorgeschreven. Ik noem het werk van Marx, maar ook van neomarxist Gramsci, de Franse cultuurfilosofen, et cetera.

Met name de werken van auteurs van de Frankfurter Schule, in het bijzonder “Dialectiek der Verlichting” van Horkheimer en Adorno en de werken van een van de intellectuele goeroes van de jaren zestig Herbert Marcuse (“De Eendimensionale Mens”, “Eros and Civilisation”). Deze werken zijn massaal en met een enorme gretigheid gelezen door de babyboomers en hun cultuurdragers in de jaren ´60 en ´70. Ik heb het meegemaakt dat nog onlangs een collega en representant van deze generatie tijdens een vergadering met het college van bestuur van een hogeschool opriep tot “The Great Refusal”; een term van Marcuse. Ergens is het triest dat hij hier vijftig jaar na dato nog steeds op teruggrijpt en geen enkele persoonlijke groei lijkt te hebben doorgemaakt. Iets dat voor veel mensen van die generatie geldt; ze blijven vanuit hun comfortabele levenspositie maar vasthouden aan hun opvattingen. Ze hebben geen idee hoe hun dierbare ideologie uitpakt voor anderen.

Back To Top